De mijn van Zolder had op 30 september 1992 de twijfelachtige eer om als allerlaatste Limburgse en meteen ook Belgische mijn de deuren te sluiten. De dagen voor de sluiting waren de televisiecamera’s en de krantenjournalisten niet weg te slaan uit de buurt van de Zolderse mijnschachten, iedereen begreep dat dit het einde was van een tijdperk in Limburg, én in België.

Het was op 25 oktober 1906 dat de Belgische staat de concessie voor de steenkolenmijn van Zolder vastlegde, deze bedroeg aanvankelijk 3820 hectare. Later zou deze concessie nog worden uitgebreid om uiteindelijk 7060 hectare te gaan bedragen. Zij zou worden samengevoegd met de concessie Helchteren die 3240 hectare bedroeg. In 1907 werd officieel de S.A Charbonnages d’Helchteren-Zolder opgericht, de belangrijkste componenten hierin waren verschillende grote staalgroepen: ARBED, Boël, Providence en ook een aantal Waalse mijngroepen en –eigenaars waaronder Warocqué en Lambert.

De oprichtingswerken van de mijn van Zolder kenden de ene tegenslag na de andere: in 1916 lieten de Duitsers de werken stilleggen en confisceerden ze het bouwmateriaal, in 1921 was een deel van schacht I ingestort door wateroverlast, in 1925 liep dezelfde schacht onder water en werden de werken geteisterd door een brand. Twee jaar nadien tenslotte, liep schacht II onder water. Door al deze gebeurtenissen kon de mijn van Zolder pas in 1930 de productie aanvatten!

De steenkolenmijn had drie productieverdiepingen: op 720, 800 en op 900 meter. Deze laatste verdieping werd bereikt via hellende galerijen. Er waren twee schachten: schacht I was de lucht- en materiaalschacht: hij had een diameter van 5.10 meter en was 825 meter diep. Schacht II was de productieschacht , hij was 850 meter diep, had een diameter van 6 meter, en bevatte vier liftkooien. In 1957 werden hier skips (grote metalen bakken in plaats van liftkooien met verdiepingen) geïnstalleerd, zodat de wagentjes met steenkool niet telkens naar boven moesten om te worden uitgekipt en daarna terug naar beneden. Voortaan kon er 1200 ton per uur worden bovengehaald, dit was bijna een verdubbeling.

In 1964 fuseerde de mijn van Houthalen met die van Zolder, daardoor werkte er in dat jaar een recordaantal van 9379 mijnwerkers in de fusiemijn van Zolder! In 1955 haalde Zolder zijn productierecord voor de fusie: 1.6 miljoen ton steenkool, na de fusie was het record 2.377000 ton in 1967. In totaal zou de mijn 87.911.000 ton kolen bovenhalen.

Maar zoals geen enkele Kempense mijn werd gespaard door de crisis, werd ook die van Zolder niet gespaard: in 1975 werkten er nog 6118 mijnwerkers in de mijnzetel te Zolder en zodra midden jaren ’80 de sluitingsplannen voor KS werden bekendgemaakt ging het personeelsbestand razendsnel naar beneden. Uiteindelijk zouden in september 1992 de laatste 2000 mijnwerkers in de mijn van Zolder het licht definitief mogen uitdoen…

Bronnen

Minten (L.), Raskin (L.), Soete (A.), Van Doorslaer (B.) en Verhees (F.), Een eeuw steenkool in Limburg. , Tielt, Lannoo, 1992, 280 p.

s.n., “Alles open”, Kolenspoorfestival, s.d., s.p.

Het Nieuwsblad, 15.05.1992/8, BCD.