Van alle Limburgse mijnen was die van Houthalen degene met het kortste zelfstandige bestaan: de mijn begon de productie pas in 1939, maar reeds in 1964 fuseerde ze met de mijn van Zolder, wel zouden de installaties in gebruik blijven tot 1992.
Op 6 november 1911 werd de concessie Houthalen toegekend aan drie groepen, dezen stonden hun rechten in 1920 af aan de S.A. des Charbonnages de Houthaelen. De oppervlakte bedroeg 3250 hectare.
Het duurde tot 1926 eer de bouwaanvraag werd ingediend, en pas in 1930 begon men met het bevriezen van de schachten (om geen last te hebben van het water bij de boorwerkzaamheden). De firma Foraky, die hiermee belast was, bezorgde de mijn van Houthalen een wereldrecord: er werd van op de bovengrond tot op -658 meter geboord in één keer! Midden de jaren dertig lagen de werken wel even stil bij gebrek aan geld, er zou een kapitaalsverhoging en een verandering van aandeelhouders nodig zijn om het werk te hervatten. De voornaamste mede-eigenaars waren de Société Générale, Eelen-Asch, Mutuelle Mobilière et Immobilière, en de staalgroepen Forges de Clabecq, Providence en Ougrée-Marihaye. In 1939 begon aldus de productie.
De mijn telde drie productieverdiepingen, één op 700 meter, één op 810 meter, en de na de fusie met Zolder aangelegde verdieping -1050. Voor deze laatste was schacht I afgediept tot 1102 meter, met een kleine tijdelijke verdieping op 900 meter die via een binnenschacht bereikt kon worden. De oorspronkelijke diepte van de schachten was 868 en 840 meter, en beiden hadden ze een diameter van 5 meter, wat eerder klein is voor een Kempense mijn, er waren ook maar twee liftkooien per schacht.
In haar vijfentwintigjarig zelfstandig bestaan haalde de mijn van Houthalen in totaal 21 677 000 ton steenkool boven, met als recordjaar 1956, toen er 1 281 400 ton steenkool werd bovengehaald. De maximale tewerkstelling bedroeg 4908 mijnwerkers, in 1957. Alle cijfers van na 1964 worden geteld als onderdeel van de steenkolenmijn van Zolder.
De kolenreserves bleken beperkt, en aangezien de mijn van Houthalen, net als die van Zolder afhing van de Société Générale, werd besloten tot een fusie in 1964. Er werd een verbindingsgang gegraven tussen de twee mijnen, en nadien werden de Houthalense schachten enkel nog gebruikt voor materiaalaanvoer, bovenhalen van steenafval en de ondergrondse verluchting van de fusiemijn.
De sluiting van de mijn van Zolder in 1992 betekende meteen ook het einde voor Houthalen. Vandaag de dag zijn bijna alle gebouwen van de mijn er verdwenen, maar in het voormalige directiegebouw houdt oud-mijnwerker Jean Deschutter met het mijnmuseum dat hij zelf heeft opgebouwd, het mijnverleden levend.
Bronnen
Minten (L.), Raskin (L.), Soete (A.), Van Doorslaer (B.) en Verhees (F.), Een eeuw steenkool in Limburg., Tielt, Lannoo, 1992, 280 p.
s.n., “Alles open”, Kolenspoorfestival, s.d., s.p.